Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8358

Datum uitspraak2008-12-24
Datum gepubliceerd2008-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/2267
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Voorzieningenrechter wijst verzoek om schorsing, van de vergunning tot het verkopen van vuurwerk op het geasfalteerde terrein aan de Vosweide (hoek Veenhuizerweg) te Apeldoorn op 29, 30 en 31 december 2008, af.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nr.: 08/2267 Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen: Wijkraad Osseveld-Woudhuis, verzoekster, te Apeldoorn, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 19 december 2008 (kenmerk: 08/14585) heeft verweerder aan Garskamp vuurwerk V.O.F. (hierna: vergunninghoudster) een vergunning verleend voor het afleveren en het ter aflevering aanwezig houden van vuurwerk op het geasfalteerde terrein aan de Vosweide (hoek Veenhuizerweg) te Apeldoorn op 29, 30 en 31 december 2008. Bij afzonderlijke brieven van 23 december 2008 heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, respectievelijk de voorzieningenrechter verzocht het besluit te schorsen. Bij brief van 24 december 2008 heeft verweerder een reactie op het verzoek om voorlopige voorziening in gediend en de voorzieningenrechter verzocht het verzoek af te wijzen. Het onderzoek is met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gesloten. 2. Motivering Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ingevolge artikel 2.6.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Apeldoorn 2001 (hierna: APV) is het verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen danwel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd. Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast. Verzoekster heeft aangevoerd dat er door de verkoop van vuurwerk op het onderhavig verkooppunt een zeer reƫle kans bestaat op overlast. Daarbij is gewezen op het brandincident dat zich tijdens de jaarwisseling van vorig jaar bij BeterBed op de Meubelboulevard in Apeldoorn heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster met de enkele verwijzing naar dit brandincident voorshands niet aannemelijk gemaakt dat door verlening van bovengemelde vergunning aan vergunninghoudster sprake zal zijn van zodanige overlast dat verweerder de vergunning op grond van artikel 2.6.2, tweede lid, van de APV had moeten weigeren. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat verweerder, in zijn reactie op het verzoek, heeft medegedeeld dat in de afgelopen jaren bij de politie geen sprake was van meldingen van overlast bij enig vuurwerkverkooppunt in Apeldoorn, terwijl niet is gebleken dat voormeld brandincident in enige relatie stond met de verkoop van vuurwerk. Er zijn derhalve geen (concrete) aanwijzingen dat sprake zal zijn van (onevenredige) overlast ten gevolge van de bestreden vuurwerkvergunning. De voorzieningenrechter wijst er ten overvloede op dat, zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, vergunninghoudster bij het gebruikmaken van de vergunning zal moeten voldoen aan de in het Vuurwerkbesluit opgenomen (veiligheids)voorschriften. Indien en voor zover na controle blijkt dat vergunninghoudster niet aan die voorschriften voldoet, zal hiertegen naar verwachting worden opgetreden. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting stand zal kunnen houden. Wat verzoekster overigens nog naar voren heeft gebracht geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Het verzoek om voorlopige voorziening is kennelijk ongegrond. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2008 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.